maandag 16 december 2013

Teloorgang



Slotaflevering van ‘Tintin in Amerika’, in Het Laatste Nieuws, 16 december 1942. Tien jaar na de eerste publicatie heeft Hergé zijn ‘kranige reporter’ een veel minder kranig uiterlijk gegeven. Vergelijk de lulganger op de loopplank eens met die stoere kerel (kraag op, de blik omhoog!) in het origineel uit 1932…



…en betreur vooral ook de teloorgang van de expressieve Bobbie.

Het laatste plaatje op de hertekende versie heeft de Tekenaar schaamteloos gekopieerd uit OREILLE CASSÉE:


Het is de s.s. Normandie waarmee Kuifje in 1937 terugkeerde naar Europa. Hergé ziet in 1942 één ding over het hoofd: de luxe oceaanstomer is inmiddels geconfisqueerd door de Amerikanen en tijdens de ombouw naar troepentransportschip door brand verwoest en gekapseisd. Daar bestaat een opwindend filmpje van met een onnavolgbaar dramatisch commentaar (‘Then, during the night, the Normandie met its final doom’), veel gezwollen koperwerk en superbe ladderscènes…


… waarbij dr. Riklin zijn vingers zou hebben afgelikt.

Enfin, het persoonlijke rampjaar 2013, in drie minuten samengevat. Ik dank de A la recherche-lezers die me in het voorbije jaar een hart onder de riem staken en ik dank vooral S. die me, onverhoeds, toch nog een reddingsboei toewierp. Bovenal wens ik u fijne feestdagen. En omdat er geen eind is aan Kuifje: wordt vervolgd in januari 2014.

donderdag 12 december 2013

Happy jump



Vreugdesprong van Kuifje, op 19 februari 1948, in ‘Le temple du soleil’. De verhoudingen lijken niet helemaal jofel - je zou verwachten dat onze held in zijn momentje van blijdschap een tikkeltje hoger reikt dan de borst van de kapitein.

De ‘happy jump’ werd een cliché in de musicals met Gene Kelly, de ‘happy jump freeze frame’ vaste prik in de trukendoos van elke mode- en popfotograaf:


Kuifje sprong overigens eerder - en beter - op 20 april 1939 (in het licht van de historie een erg ongelukkige dag) in Syldavië:


Probeer het maar eens: armen omhoog, linkerbeen naar achter, rechterbeen naar voren en dan drie (3!) maal ‘Eureka’ roepen, in toenemend volume. De verwondering bij Bobbie is goed te begrijpen!

dinsdag 10 december 2013

’t Is gedaan!


Ik herlas ‘Le temple du soleil’ en liet me, in het slotstuk, weer blindelings meeslepen door de wanhoop van de kapitein:


Jamais je n’ai touché à ce point le fond du désespoir…

Horen we hier nog wel de oude zeebonk Haddock of verkeren we met Ferdinand Bardamu/Céline op een krakkemikkige schuit richting de Congo?

De oude Nederlandse vertaling is niet minder fraai…


… met dank aan dat pruikerige bijwoord Aldus.

Het fragment verscheen op 11 maart 1948 in het Weekblad. Luttele maanden later had de Tekenaar een korte affaire met een 19-jarige rechtenstudente, Rosane. Hij biechtte zijn avontuurtje op en gleed weg in een gemene depressie - een ‘demon du midi’ zoals hij het noemde in een brief aan Germaine.

maandag 9 december 2013

Dood is de nacht


Met een eclatante kater voor de buis - documentaire over de vorig jaar overleden Jeroen Willems. De ode aan de diep ongelukkige acteur en zanger werd nogal ontwricht door het pathos waarmee zijn vrienden uit de theaterwereld hem herdachten (‘Jeroen kon alleen spelen met al zijn zenuwen open…’).
‘Actreutels,’ gromde S.
Maar Willems’ geweldige vertolking van de liederen van Jacques Brel verdoezelde met gemak het ongemak.

Van een ode aan de acteur naar een ode aan de nacht was daarna een kleine stap:


Fragment uit: Le temple du soleil (1969). Het vuur knispert, Kuifje maakt zijn geweer schoon en de jonge appelsienenventer Zorrino brengt zijn Ode à la nuit (tekst en muziek: Jacques Brel). Hij zingt met zo’n heldere sopraanstem dat de Peruaanse kippen er vierkante eieren van gaan leggen.

Le serpent dort
Sur l'arbre mort
Que le temps mord
Morte est la nuit


En dood was de nacht. We namen een paracetamolletje en gingen maar eens vroeg naar bed.

donderdag 5 december 2013

dinsdag 3 december 2013

The Mummy Returns


I.
En wie hebben we hier?


Het is Alain Baran, professioneel danser bij het ‘Ballet du XXe siècle’ van Maurice Béjard, halverwege de jaren zeventig in Brussel.
Na zijn danscarrière treffen we hem op Zaventem:


… als secretaris van Hergé.

II.
Kunnen we, in de zee van biografische aantekeningen, een restaurantrekening uit december 1977 van een tikkeltje meer context voorzien?

Boekhouder Philippe Goddin biedt in zijn vuistdikke ‘Levenslijnen’ geen soelaas, voor een mogelijk antwoord moeten we bij Benoît Peeters zijn. In zijn ‘Fils de Tintin’ schrijft hij over de moeizame start van Alain Baran als de nieuwe secretaris van Hergé.
Baran begon zijn werk aan de Louizalaan op 4 januari 1978. De Tekenaar had hem de baan aangeboden tijdens een lunch, schrijft Peeters,

‘in een van de beste restaurants van Brussel, La Cravache d’Or’.

Rekening houdend met het tijdpad: 16 december 1977?

III.
Februari 1979: Abel Bernard, topkok van La Cravache d’Or, krijgt voor zijn kookkunsten van GaultMillau een ‘Clé d’Or’ waarna Kuifje hem een ‘Gouden Hart’ bezorgt, met de felicitaties van Hergé:


Lang kan de Franse chef de cuisine er niet van genieten, hij overlijdt niet heel veel later. De tekening werd begin dit jaar in Parijs geveild voor € 84.629. Voor die prijs heb je ook zomaar tien kilo excellente witte truffels.

IV.
Joost de Vries beklaagt zich deze week in De Groene Amsterdammer over vuistdikke biografieën waarin de nadruk ligt op onbekende logistieke bewegingen, financiële situaties en uitvoerige correspondenties. Daarin wordt, volgens de schrijver, de geest van de hoofdpersoon niet levend gehouden, maar het onderwerp juist gemummificeerd.


Tachtig jaar nadat zijn geesteskind als mummie dreigde te eindigen, is het Hergé zelf die we diep in de zwachtels hebben gedraaid.

maandag 2 december 2013

De gouden zweep



Verrukkelijk onzinnig hamerstuk, gistermiddag op de Hergé-veiling van Piasa. Gesigneerd bonnetje voor een truffelmaaltijd bij ‘La Cravache d’Or’, à raison van 11.000 Belgische frank. Gedateerd: 16 december 1977.

Hergé heeft een erg mooi moment gekozen om in die zaak te eten: chef Abel Bernard kreeg luttele maanden eerder zijn eerste Michelinster*. In de keuken van de Fransman werkte ondermeer leerling-kok Luigi Ciciriello, tegenwoordig eigenaar van mijn favoriete Brusselse restaurant en geen onbekende op dit blog. Toch eens bij hem informeren of hij op die bewuste dag een glimp van de Tekenaar heeft opgevangen!

*) Er was een Nederlandse topkok nodig om de tweede ster binnen te slepen: Robert Kranenborg.