dinsdag 30 juni 2009

Zomerreces


‘New York? In juli? Je zult mét de mussen van het dakterras vallen.’
S. had meteen al haar bedenkingen, maar ik vertrouw (en verheug me) op de klimaatregeling in het Metropolitan, de naar binnen gesmokkelde iced coffee in The Strand Bookstore (18 Miles of Books) en, vooral, de koele blikken van de kassameisjes in Cinema Village.
Laten we zeggen: a la recherche du temps perdu, op zoek naar het jochie dat ooit eenzaam door Mokum zwierf en zijn zakgeld inleverde bij de ingang van de Cineac en het Ceintuur Theater.
En die andere zoektocht?
Wordt vervolgd in augustus!

maandag 29 juni 2009

Faits divers



Zo’n foto uit een veilingcatalogus die de vergeefsheid van het bestaan in klare lijnen onderstreept: ‘Het laatste thuis gerookte sigaretje van Pim Fortuyn.’
Kavel 887 werd dit weekeinde bij Hessink’s afgehamerd op 882 euro. De koper kreeg er ‘een schriftelijke verklaring van zijn huishoudster’ bij.

Ik moet denken aan onze eerste huishoudster die ook het rondslingerende muntgeld opruimde. De hoop dat ze op een kwade dag een cocktailuitgave achterover zou slaan, was allicht buitenissig. Maar kruimeldiefstal ontgoochelt slechts. Dan liever een bittere bewondering voor de intelligente misdaad.

vrijdag 26 juni 2009

I’m bad…



Met dank aan JVE

donderdag 25 juni 2009

Memory lane


Als goedmakertje voor mijn Parijse misdragingen neem ik S. mee naar Scorels Roem, een Utrechtse expositie over een schilder ‘die de Renaissance naar Nederland bracht’. (Dat laatste is effectief ingekookte marketingtaal.)
Ik zal er verder niet te veel over uitweiden. S. is verrukt, ik kan mijn hoofd er niet bijhouden.
’s Avonds dineren we in een voormalig militair hospitaal waar de obers op Nestor lijken en men vijf tientjes vordert voor het voorgerecht van gekonfijte langoustines.
‘Probeer je me in te pakken?’ klinkt het argwanend.
En ik beken dan maar dat ik ons geparkeerd heb in memory lane, dat ik hier twintig jaar geleden óók was, met een goede vriend die dit labyrint van eeuwenoude zalen en gangen wilde kraken en herscheppen in zoiets verhevends als een tintelend kunstenaarscomplex .
‘Ik wist niet dat jij zo’n spannend verleden had,’ zegt S.
Dat valt te bezien.
Geen idee of die kraakactie gelukt is. Wat ik nog wel weet: er was hier in de buurt een stripwinkel waar ik een onwaarschijnlijk fraaie BOLLEN uit ’61 kocht. En wat ik me nu afvraag: is die winkel er nog?
Maar ik doe dat niet hardop.

woensdag 24 juni 2009

The times they are a-changin’ (2)


Een alerte A la recherche-lezer stuurt me de pdf van een comfortabele, drie pagina’s omvattende PICAROS-recensie. Auteur: Har Brok. Datum van publicatie: mei 1976.
Uw waarneming v.w.b. de intrede van de televisie strookt met die van Brok, lees ik in het begeleidende mailtje. Daaraan toegevoegd het scabreuze Of bent u aan het herkauwen?
Tsja.
Vertrouw op Allah, maar bind eerst je kameel vast.
Overigens geen kwaad woord over Broks verrassend solide analyse van Hergé’s laatste Vollendete. Enkel zijn uitsmijter doet de wenkbrauwen een tikkeltje fronsen:

Koop dit album en vorm een eigen oordeel,
want dat is meer waard
dan het oordeel van een ander
dus ook dat van mij.

Gezandstraald door de comtemporaine furie van het Eigen Gelijk is zo’n opvatting eensklaps even gedateerd als het televisietoestel in de salon van Molensloot.

dinsdag 23 juni 2009

The times they are a-changin’


De buik vol van bebaarde ninja’s die met hun motoren werktuiglijk inrijden op woedende mensenmassa’s, leek PICAROS me plotseling het aangewezen afleidende leesvoer. Ook in San Theodoros is het immers verrekte onrustig, lijkt de absolute macht een absoluut twistpunt en blijkt het verwijt van buitenlandse inmenging hier zelfs de aanjager van het verhaal.
Al in de proloog op Molensloot dringt zich nóg een analogie op.
Over de onrust in Iran wordt gesproken in termen van communicatie- en (meer specifiek) twitter-revolutie. PICAROS is op eigen bescheiden wijze baanbrekend: Hergé neemt hier definitief afscheid van de radio. In zijn gemoderniseerde universum is het voortaan de televisie die het nieuws brengt.
Ik werd er een beetje weemoedig van en moest denken aan de oude buizenradio van professor Topolino die in ZAAK zo’n mooie, klassieke cliffhanger aanzwengelt.
For the times they are a-changin’ floot ik mistroostig.
Sinds lange tijd verlangde ik weer naar een sigaret.

maandag 22 juni 2009

L'homme en colère (géén slot)


Tenslotte is daar het langverbeide negende deel van Philippe Goddins gezaghebbende reeks grondig gedocumenteerde woede-uitbarstingen van Hergé (Fureur de vivre, tome 9, 1958-1960, 956 pagina’s, met notenapparaat van XXVI pagina’s, € 149,95). Zwaartepunt van deze monumentale uitgave vormt ditmaal het nauwgezette verslag van het meningsverschil tussen Hergé en Jacques van Melkebeke. Goddin slaagt erin vrijwel alle momenten van onenigheid woord voor woord (en van uur tot uur) te reconstrueren. Hartverscheurend is het gesprek met de dochter van de onschuldige voorbijganger die van Hergé op 11 oktober 1960, ‘s middags om 15.33 uur, op de Kasteleinstraat (hoek Simonisstraat), een ongeveinsd ‘Potverpillepap!’ kreeg toegebeten. Ze is er nimmer bovenop gekomen. Verder weer veel aandacht voor het bekende gooi- en smijtwerk in Céroux-Mousty.

*****

donderdag 18 juni 2009

L'homme en colère (2)


Dan hielden Georges en Germaine hun ruzies tenminste nog binnen de muren van hun benepen Céroux-Mousty! Toen S. de lompheid van mijn wrevel niet langer verdroeg, slingerde ze een hartgrondig ‘LUL!’ door het metrorijtuig en mocht ik maar hopen op zoiets als een taalbarrière.
‘PRE-CIES!’ kaatste ik grimmig terug.
Want wat een geweldige zak ben ik.

Tien maanden geleden noteerde ik dat ik hier frank en vrij en met lichtvoetige distantie over de pathologie van een Kuifje-verzamelaar wilde schrijven. Hoewel S. me tot op heden niet van mooischrijverij heeft beticht, vindt ze wel dat ik soms veel woorden nodig heb om de werkelijkheid toe te dekken. Terwijl die werkelijkheid nu juist de contouren heeft van de Klare Lijn: ‘Man. 50. Heeft 30 jaar op stripalbums gejaagd en vraagt zich af hoe het zover heeft kunnen komen.’
Ben ik daarin eerlijk genoeg? Of ontvouwt zich hier het verhaal van een verveelde vijftiger die een schunnig kapitaal aan antiquarisch drukwerk in zijn huis heeft en die dat kapitaal niet nodig heeft omdat het leven hem ooit één (1) kans heeft geboden die hij met beide luie handen heeft aangegrepen? Dan is dit, vrees ik, domweg het zoveelste zemelige blog over een midlifecrisis.
Maar zelfs dan wil ik ‘frank en vrij’ kunnen schrijven.

Mijn woede komt amper voort uit de machinaties die van het universum van Hergé een belachelijk prijzencircus hebben gemaakt. Evenmin ontspruit ze al te zeer aan het juridisch dictaat dat het me onmogelijk maakt daarover in detail te schrijven. Als ik me iets realiseerde tijdens die scheldpartij in de Parijse ondergrondse dan is het dit: ik ben niet razend omdat me de mond is gesnoerd, ik ben razend omdat ik dat mezelf heb aangedaan.

woensdag 17 juni 2009

L'homme en colère (1)


Vooruit, dat B. maar niet aan schrijven toekomt, valt ook mij aan te rekenen. Ik was niet enkel in Parijs om naar zijn verrukkelijke bouillabaisse te hengelen, ik had hem ook verzocht mijn dading eens tegen het licht te houden. Met zijn verleden als civielrechtelijk specialist en juridisch vertaler hoopte ik dat hij vlechtfoutjes kon ontdekken in dit knellende wurgtouw.
Maar zijn conclusie is even ontnuchterend als ongewenst.
‘Man,’ wrijft hij me hoofdschuddend in, ‘je had dit dus nóóit moeten ondertekenen.’
Dat ik daarna mijn frustratie niet zomaar kan wegslikken, heeft niets met zijn overvloedige kaasplateau van doen. Als het erop aankomt is het leven een estafetteloop van desillusies. Wat valt er tegen te doen? Woedend je stokje wegwerpen?
Twaalf uur later, met S. in een metro die stinkt naar, neem me niet kwalijk, een ongestelde non op een gloeiende plaat, komt het tot een uitbarsting.

dinsdag 16 juni 2009

Creatieve ramp


Diner bij de onrustige B. die een half woonhuis heeft in het twintigste arrondissement. Hij schaaft er al vier jaar aan zijn debuutroman en het eind is nog niet in zicht.
Ooit verkocht hij voor wonderlijk veel geld een script aan Columbia Pictures. Gedwongen rijkdom is een creatieve ramp, daar weet ik alles van.
S. en ik denken dat onze vriend naar Parijs is gevlucht om te ontkomen aan twee hardnekkige vragen: wanneer komt de film, waar blijft je boek?
‘Hoe is het met je boek?’ vraagt S. dapper.
Scheef lachje.
‘De stad zit in de weg,’ bekent B.
Langer dan hij zich had voorgenomen, zwierf hij vanmiddag over de overzichtstentoonstelling van Henri Cartier-Bresson, de man met het scherpste fotografische oog van de twintigste eeuw.
‘Tati?’ reageert hij afwijzend op onze plannen. ‘Tati moet je in de bioscoop zien!’
Bij de koffie krijgt S. van hem de Bresson-biografie van Pierre Assouline - en uit het bezinksel van de herinnering duikt dan deze beginzin op. Zelfde biograaf, andere biografie:

Als het waar is dat iedereen een kindertijd heeft als een vaderland
dan had die van Georges Remi geen vlag en ook geen grenzen,
maar een kleur en wel grijs.



maandag 15 juni 2009

Ondertussen, in Louvain-La-Neuve (3)


Kuierend over die rare houten loopbrug zijn we het snel met elkaar eens: een prachtig museum!
‘En toch…,’ voeg ik er aarzelend aan toe.
Maar S. zit met haar gedachten alweer in Parijs waar we de grote Tati-expositie zullen bezoeken.
Wat me dwars zit, laat zich ook niet eenvoudig in woorden vangen. Ben ik toch teleurgesteld? Miste ik iets? Dit is, vermoed ik, hetzelfde weerspannige gevoel dat me bekruipt als ik door Philippe Goddins Chronologie-banden blader. Een aanvankelijk enthousiasme botst met de weerzin tegen zoveel humorloze boekhouding.
We laten het doordachte museumconcept achter ons, maar niet voor ik gefluisterd heb: ‘Kom op zeg, het is maar Kuifje.’

donderdag 11 juni 2009

Ondertussen, in Louvain-La-Neuve (2)



En wat het restaurant betreft: Hergé zou wél genoten hebben van de verrukkelijke aiguillette van everzwijn met muskaatboter.

woensdag 10 juni 2009

Gillott's valkuil


Dat Hergé zwoer bij Gillot’s Inqueduct nibs is dan weer van die kennis waar ik warm noch koud van wordt. Toegegeven, die desinteresse is niet helemaal oprecht, maar noodzakelijk om de valkuil van de tintinologie te omzeilen. Dat is een pseudo-wetenschap en tegelijk een bodemloze put (D. noemt het de krater van de Pulau-Pulau Bompa: ‘Je komt er niet levend uit’).

Evengoed kun je de verleiding niet weerstaan en duik je begeesterd in de tweehonderd jaar oude familiegeschiedenis van Joseph Gillott. Je inventariseert alle decoratieve steel nib boxes die men op de markt heeft gebracht, probeert de hand te leggen op de beruchte namaakpennetjes uit het begin van de vorige eeuw (Gilott’s en Gillot’s) en biedt tenslotte honderden ponden op de veelgezochte Manufacturing Nib Card uit 1890 (the seventeen stages in the manufacture of a Gillott steel pen)*. Op zulke momenten is het praktisch om een vrouw te hebben die bestraffend opmerkt: ‘Maar zeg, jij verzamelde toch Kuifje-albums?’

*) Die pennetjes waren overigens onverslijtbaar - en we weten dat Hergé hun levensduur nog verder oprekte, door ze te vijlen. Onbekend is of de Meester hiervoor een zogenaamde zoetvijl gebruikte. Er moet nog veel belangwekkend onderzoek worden verricht.

dinsdag 9 juni 2009

De échte Kuifje-film...


...met Audrey Tautou als de rosse bakkersdochter Germaine...

maandag 8 juni 2009

1201 Gare de Cornavin (slot)



Het viel mee. De kamer had slechts een defect toilet en was verder op een geruststellende manier doorsnee vreugdeloos.
Over de aangeharkte Rue des Alpes slofte ik naar de oevers van het slaapverwekkende Meer van Genève. Wandelen in deze stad was even opwindend als kijken naar drogend behang.
In een restaurant dat letterlijk vertaald Het Gezandstraalde Kalf heette (een agrarisch fenomeen waarvan ik niet eerder had gehoord) at ik een in cider gekookte tong met mosselen. De wijn was heel veel beter.

Twee uur later, op bed, de schoenen nog aan, kort voor de explosie van het huis van professor Topolino, doorkliefde een brandende pijn mijn maag. Tegelijk klonk in mijn darmen een sinister gerommel. Instinctief wierp ik DE ZAAK ZONNEBLOEM van me af en maakte een snoekduik naar het toilet.
Terwijl ik opgelucht doortrok en mijn broek weer dichtknoopte, zag ik het vervuilde toiletwater opborrelen en over de rand spoelen.
De hulpeloze weerzin werd verdreven door nieuwe pijnscheuten in mijn maag.

vrijdag 5 juni 2009

De volgende keer


Ik heb hoogtevrees. V. niet. Drie dagen geleden stond hij op de top van de Cho Oyu, in de buurt van de Mount Everest, met 1 been in Tibet en 1 been in Nepal (de grens loopt over de 8201 meter hoge kruin).
V. is verslaafd aan klimmen.
Hij is ook al meer dan tien jaar mijn tandarts, iemand die het composiet van vlaksvullingen aanmaakt met handen die vaak de kwetsuren vertonen van ongerijmde klauterpartijen. Ik heb ‘m al zovele malen een mooie druk van TIBET beloofd, dat het een running gag is geworden.
‘Boekje vergeten zeker?’
‘Och hemel ja. Maar de volgende keer…’

Maar gisteren las S. een berichtje van Teletekst.
‘Is dat niet jouw tandarts, Dennis Verhoeve?’
Touw gebroken tijdens de afdaling. Geen hoop meer.
‘We zijn begonnen aan een trieste aftocht naar huis,’ lees ik vandaag op de website van zijn expeditie.
En ik denk: Kapitein, we moeten daarheen!
Maar eens moet je kiezen tussen fictie en werkelijkheid, en als je voor het laatste kiest, en dat moet je doen, dan doet het pijn.

donderdag 4 juni 2009

1201 Gare de Cornavin (2)



Een dubbelboeking. Die Zwitserse kropdragers hadden mijn kamer vergeven en wilden me - Schuldigung! - doorsturen naar een naburig hotel.
Maar ik wílde helemaal niet naar een ander hotel.
Ik wilde die avond, in dit hotel, in de kamer die ik een maand geleden al had gereserveerd, op bed, met mijn schoenen nog aan, in doorleefde eenzaamheid DE ZAAK ZONNEBLOEM lezen.
Dat was hoe ik erover dacht.
(Het was alleen niet wat ik zei. Men moet zich niet belachelijker maken dan men van nature al is.)
Op mijn grimmige hoofdschudden volgde vlot een al te toevallige ingeving.
‘We zouden u misschien kunnen onderbrengen in… Moment…’
Wel, in wat?
De bezemkast? De machinekamer van de lift?
Die lift?

woensdag 3 juni 2009

1201 Gare de Cornavin (1)


Oorlog, dát is nog eens goed voor de cultuur en de beschaving! In het Italië van de Borgias was er dertig jaar lang terreur, moord en bloedvergieten, maar dat leverde wel een Michelangelo, een Leonardo da Vinci en de Renaissance op. In Zwitserland daarentegen hadden ze vijfhonderd jaar democratie en vijfhonderd jaar vrede. En wat bracht dat ons? De koekoeksklok!

Het cynische commentaar van filmschurk Harry Lime (in de klassieker The Third Man) moet voldoende zijn om de Zwitserse Bondsstaat een mensenleven lang te mijden.
Maar toch.
Midden jaren tachtig pookte ik mijn diepblauwe (lees: Gendarmerie Bleu) Fourgonnette richting Genève waar ik opgewonden incheckte in hotel Cornavin. Heel veel liever was ik met de Sabena op Cointrin International Airport gevlogen, maar ik moest in die tijd de eindjes aan elkaar knopen om mijn dwaze gevoel voor verzamelaarsromantiek betaalbaar te houden.
‘Weet u zeker dat u voor vannacht hebt gereserveerd?’ vroeg de man achter de balie wiens frons het soort rimpels tevoorschijn toverde dat over het algemeen weinig goeds voorspelt.

dinsdag 2 juni 2009

Van de radar


Welbeschouwd was de druk te hoog
en viel de grote verhalenverteller Hergé met VOL 714 van de radar.

Weg van hier


De oplettende A la recherche-lezer zal het niet zijn ontgaan: Nick Rodwell has left the building, ofwel: ik heb zijn foto uit mijn bijdrage van 25 mei verwijderd. Daar zijn een hele hoop woorden aan vuil te maken en dat doe ik niet. Ik beperk me tot een citaat van J. G. Ballard: ‘Achteraf gezien waren het de mensen zonder ruggengraat die het best overeind bleven’.

Morgen: een zwaarmoedige nacht in hotel Cornavin